• Home
  • Partusassistentie
  • Pasgeborene
  • Kraamvrouw
  • Voeding
  • Infectiepreventie en hygiene
  • Algemeen
    « 1. Zorgprotocol partusbegeleiding en partusassistentie, versie 5.1

    6. Werkwijze

    Taken kraamverzorgende

    1. De oproep voor de partus

    • Noteer de volgende informatie over het gezin waar de bevalling plaatsvindt:
      • naam, adres, woonplaats en telefoongegevens en eventueel een routebeschrijving;
      • naam van de verloskundige;
      • stand van  zaken ten  aanzien van de partus;
      • het hoeveelste kind wordt geboren
      • eventuele bijzonderheden ten aanzien van de zwangerschap;
      • eventuele bijzonderheden ten aanzien van het gezin.

    2. Aankomst in het gezin

    • Maak kennis met de aanstaande ouders en eventueel met de verloskundige;
    • Stel je op de hoogte van de situatie:
      • hoe vaak komen de weeën?
      • hoeveel centimeter ontsluiting is er gemeten en wanneer?
      • (wanneer)zijn de vliezen gebroken?
      • is de indaling van de baby bekend?
      • het hoeveelste kind er geboren wordt;
      • verloop vorige partus indien van belang;
      • wanneer heeft de barende voor het laatst geplast?
      • ligging baby (rug) i.v.m. ondersteuningsadviezen.
        • Bespreek het geboorteplan (indien aanwezig);
    • Als de verloskundige niet aanwezig is: wat waren de bevindingen en instructies; wanneer komt zij/hij terug?
    • Neem contact op met de verloskundige bij ontbrekende  informatie:
      • spreek af met de verloskundige wanneer zij terugkomt bij het gezin;
      • overige belinstructies.
    • Bestudeer en observeer:
      • het geboorteplan (indien aanwezig);
      • de vordering partus;
      • verloop i.v.m. draagkracht.

    3. Voorbereiding:

    Pas je werkzaamheden aan, aan de situatie. Wat is op dat moment nodig!  Doe alles in rust en zoveel mogelijk in gedimd licht en met zacht stemgeluid.

    • Doe sieraden af en was je
    • Leg handschoenen en plastic overschort
    • Controleer de kraamkamer (zie handeling A Klaarmaken kraamkamer en materialen klaarzetten voor de partus).
    • Controleer de babykamer (zie handeling D voorbereiding pasgeborene).
    • Leg de materialen klaar voor de partus (zie handeling A Klaarmaken kraamkamer en materialen klaarzetten voor de partus).
    • Leg desgewenst de spullen van de verloskundige klaar (zie bijlage 1).
    • Weet waar de verlostas staat, inclusief het zuurstof en eventuele hulpmiddelen ten behoeve van de
    • Controleer of de klok op de juiste tijd

    4. Coaching van de barende

    • Creëer een veilige warme omgeving en draag zorg voor privacy.
    • Schat goed in waar de behoefte van de barende ligt en bespreek dit. Sommige vrouwen willen echt in zichzelf keren en andere hebben meer behoefte aan begeleiding.
    • Moedig waar nodig de barende aan.
    • Geef ondersteuning bij het opvangen van de baringsweeën (bad, douche, warmwaterzak/kruik).
    • Geef eventuele adviezen, ook aan de partner waardoor de barende beter kan omgaan met de pijn, zoals ontspanning- en ademhalingsoefeningen, massages (rug massage bij rugweeën, alleen tijdens de wee!) en verschillende baringshoudingen.
    • Draag zorg voor een optimale communicatie en het maken van duidelijke afspraken met de verloskundige.
    • Voorzie in wat te eten en/of te drinken.

    5. Ondersteuning bij de ontsluitingsfase

    Als je afwacht in de kamer bij de barende: Doe dit op oogniveau. Straal rust, zorg en gastvrijheid uit, maar vraag geen aandacht door je aanwezigheid/houding.
    Stem af met de partner en de verloskundige van de barende over een eventuele taakverdeling.

    In de ontsluitingsfase kun je, als de barende mobiel is en de partner bij haar is, rustig de voorbereidingen treffen. Voor de barende zijn kleine dingen van belang:

    • geef een handdoek aan als ze uit bad komt;
    • help eventueel met drogen;
    • geef een verband aan na toiletgebruik;
    • geef een bemoediging.
    • verstoor een goed verlopend baringsproces niet d.m.v. praten of te veel handelen;
    • maak zo nodig zorgen bespreekbaar en geef informatie;
    • stimuleer (zo nodig/indien gewenst) de partner om actief deel te nemen aan de ondersteuning;
    • beïnvloed pijnbeleving door uitleg te geven en door het wegnemen van storende omgevingsfactoren;
    • geef praktische ondersteuning en adviezen over omgaan met pijn;
    • daar waar mogelijk betrek de partner;
    • geef aandacht aan de verandering van houding en stimuleer dit; weet de voordelen van verschillende houdingen;
    • stimuleer zo nodig baden of douchen ter ontspanning of voor pijnvermindering;
    • geef massage of tegendruk in geval van rug en/of beenweeën;
    • gebruik eventueel een oefen/skippybal bij de opvang van de weeën.

    Als de ontsluiting bijna volledig is, ongeveer 9 cm, is de barende soms onrustig. De volgende kenmerken kunnen ook daarbij aangeven dat de uitdrijvingsperiode nadert:

    • meer bloederig slijm;
    • misselijkheid/braken;
    • het openstaan van de kringspier;
    • onbedwingbare persdrang; het gevoel dat de vrouw moet defeceren;
    • welvend perineum.

    De verloskundige wordt gebeld bij:

    • persdrang;
    • heftige drang/onzekerheid;
    • vruchtwaterverlies met een groene of bruine kleur of helder vruchtwaterverlies en geef dit door aan de verloskundige;
    • helder bloedverlies zonder slijm;
    • op verzoek van de barende of haar partner.

    6. Assistentie van de verloskundige bij de partus

    • Assisteer bij inwendig onderzoek (toucher). De verloskundige heeft soms bij dit toucher een celstofonderlegger, watten en een wattenkom nodig. Zorg dat ze erbij kan, zet de afvalemmer klaar en een schoon verbandje c.q. slip als dit nodig is.
    • Bied hulp bij het breken van de vliezen. Als de verloskundige kunstmatig met een vliezenbreker de vliezen gaat breken, zorg dan voor een celstofonderlegger of een po, waarin het vruchtwater kan worden opgevangen.
    • Sta, bij het doorsnijden van de schedel, klaar met warme hydrofiel luiers om de pasgeborene af te drogen.
    • Assisteer bij de geboorte van de placenta; zorg voor voldoende schone celstofonderleggers.
    • Assisteer bij het hechten van de perineumwond. Bij het hechten moet een schone celstofonderlegger worden neergelegd; De verloskundige creëert een steriel veld;
    • Soms wordt een ‘dwarsbed’ gemaakt. De kraamvrouw komt met haar billen op de rand van het bed te liggen, zodat de verloskundige er goed bij kan. Blijf in de buurt van de verloskundige als ze aan het hechten is om eventueel wat aan te kunnen geven. De verloskundige heeft nodig:
      • goed licht, bijvoorbeeld een staande lamp of een andere lamp waarmee je bij schijnt;
      • een schone plek voor haar hechtset, waar ze gemakkelijk bij kan;
      • steriel gaasjes;
      • hechttampon;
      • steriele handschoenen;
      • extra celstofonderleggers;
      • verdovingsmaterialen;
      • hechtmaterialen.
    • Noteer gegevens en tijden van start persen, geboorte baby, injecties, geboorte placenta, bloedverlies en hechtingen in samenspraak met de verloskundige.

    Intussen ligt de pasgeborene, afgedroogd, met mutsje op bij de moeder, toegedekt met droge warme doeken. Draag zorg voor het gouden uur! Huid-op-huid contact moet veilig gebeuren:

    • altijd goede voorlichting geven over het herkennen van signalen van de pasgeborene in nood;
    • continu toezicht voor de pasgeborene (in buikligging) tijdens HOH contact in de eerste uren na de geboorte;
    • altijd zorgen voor een vrije ademweg bij de pasgeborene;
    • bij een niet alerte kraamvrouw, door medicijngebruik,  moet de pasgeborene op de rug in het eigen bed worden gelegd of bij de partner op de blote buik.

    7. Verzorgende taken na de geboorte van de placenta

    • Geef de kraamvrouw een schoon kraamverband en een schone celstofonderlegger en geef haar met haar partner en pasgeborene privacy. In die tijd kun je  spullen opruimen, spullen klaarzetten voor de wasbeurt van de kraamvrouw en de baby.
    • Geef instructie en begeleiding bij zowel borstvoeding als kunstvoeding.
    • Bied eten en drinken aan.
    • Was de kraamvrouw op bed of onder begeleiding onder de douche (zie handeling J en K Kraamvrouw assisteren bij douchen en Kraamvrouw wassen op bed en bed verschonen).
    • Verschoon het bed.
    • Voer ieder half uur de controles en observaties ten aanzien van de kraamvrouw uit. De volgende controles zijn de eerste uren na de bevalling noodzakelijk:
      • bloedverlies
      • pols
      • algemene toestand

    De kraamvrouw moet binnen 6 uur post partum hebben geürineerd.

    • Voer ieder half uur de controles en observaties ten aanzien van de pasgeborene uit. De volgende controles zijn de eerste uren na de bevalling noodzakelijk:
      • kleur
      • ademhaling
      • tonus
      • temperatuur
      • spugen
      • navelstrengstompje op nabloeden controleren
      • urineren/defeceren
      • algehele conditie
    • Voer huishoudelijke verzorgende taken uit:
      • ruim al het gebruikte materiaal op en maak dit schoon;
      • ruim de kraamkamer op;
      • ruim de badkamer op;
      • spoel de bloedwas koud in de wasmachine op het spoelprogramma. Grote stolsels boven het toilet uit de was schudden; als het om weinig wasgoed gaat in koud water zetten met zout;
      • verpak afval, zoals placenta, verband, luiers, handschoenen en met bloed of andere met lichaamsvloeistoffen verontreinigd materiaal in een stevige plastic zak met een tweede plastic zak eromheen. Deze kan bij het restafval/huisvuil worden meegenomen door de vuilnisdienst;
      • verzorg een licht verteerbare maaltijd voor de kraamvrouw en partner als ze daar behoefte aan hebben.

    8. Afronding van de zorg

    • Geef instructie en voorlichting aan de kraamvrouw:
      • wat aan bloedverlies normaal is (2 kraamverbanden per 3 uur); bij 2 volle kraamverbanden in een half uur, de verloskundige bellen;
      • mogelijkheid tot verliezen van stolsels;
      • adviseren voor iedere voeding te gaan plassen en nadien te spoelen;
      • over naweeën;
      • belang van voldoende rust.
    • Neem de temperatuur op van de pasgeborene en controleer het navelstompje;
    • Geef instructie en voorlichting ten aanzien van de pasgeborene:
      • voor de verzorging handen wassen;
      • kruiken verwisselen/hoe in bed te leggen;
      • temperaturen baby; en wat te doen bij te hoge of lage temperatuur;
      • rugligging pasgeborene;
      • wat hongersignalen zijn, hoe aan te leggen of klaarmaken van voeding;
      • hoeveelheid en/of hoe vaak te voeden;
      • wat te verwachten aan plas en poepluiers (meconium);
      • noteren plassen/ontlasting en voeding;
      • wat te doen als de baby huilt;
      • wat te doen als de baby misselijk is..
    • Geef het telefoonnummer van de verloskundig.
    • Herindiceer in overleg met de verloskundige en et gezin de kraamzorguren.
    • Geef eventueel de gegevens van de partus door aan de kraamzorgorganisatie.
    • Vertrek pas uit  het gezin als de controles normaal zijn, de kraamvrouw geürineerd heeft of na overleg met de verloskundige.

    9. Opname in het ziekenhuis

    • Volg de instructies van de verloskundige goed op indien de barende/kraamvrouw tijdens of na de bevalling wordt opgenomen.
    • Zorg dat de tas met toiletspullen, nachtkleding, ondergoed, badjas, pantoffels of slippers, fototoestel, telefoon, portemonnee  en verzekeringsformulieren meegaan naar het ziekenhuis 9zie handeling 26 Inpakken en klaarzetten van tas bij ziekenhuisopname).
    • Laat het huis opgeruimd achter na vertrek barende/kraamvrouw in overleg met het gezin en de kraamzorgorganisatie.
    • Ruim de kraamkamer op en verschoon het bed.
    • Spoel de bloedwas in de wasmachine.
    • Maak bij vertrek een briefje om te vertellen hoe je het huis verlaat en wat je bijvoorbeeld met de was gedaan hebt.
    « 5. Benodigdheden 7. Verslaglegging »