• Home
  • Partusassistentie
  • Pasgeborene
  • Kraamvrouw
  • Voeding
  • Infectiepreventie en hygiene
  • Algemeen
    « 1. Zorgprotocol partusbegeleiding en partusassistentie, versie 5.1

    1. Introductie

    Kraamzorgorganisaties bieden partusassistentie bij zwangere vrouwen, uit een laag risicopopulatie, die in de eerste lijn thuis of een verplaatste thuissituatie willen bevallen.

    In het rapport “Een Goed Begin” van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte (december 2009) wordt geadviseerd dat iedere barende continue begeleid moet worden voor een optimale ondersteuning bij de baring. Vanaf het begin van de bevalling is de barende niet meer alleen en krijgt zij één op één begeleiding. Zij wordt, vanaf het moment dat de barende dat aangeeft,  begeleid door een verloskundige en/of een kraamverzorgende. De kraamverzorgende is beschikbaar om de barende (en haar partner) in alle fases van de baring te begeleiden. Minimaal is zij aanwezig gedurende de laatste fase van de ontsluiting, de fase van uitdrijving, het nageboortetijdperk en tot tenminste 2 uur na de geboorte van de placenta. De kraamverzorgende biedt de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning aan de barende. De aanwezigheid van de kraamverzorgende zorgt voor voldoende rust om de verloskundige te assisteren tijdens de geboorte van het kind en de placenta. Na de partus geeft de kraamverzorgende de noodzakelijke zorg en begeleiding aan de kraamvrouw en verzorgt en controleert de pasgeborene.

    2. Doel & resultaat »