1.1 Lichaamscontact en persoonlijke aandacht
Lichaamscontact en persoonlijke aandacht zijn van belang voor het goed verlopen van de voedingen en het tot stand brengen van een goede hechtingsrelatie ouder/opvoeder kind. Dat geldt zowel voor borstvoeding als voor kunstvoeding.
1.2 Houding tijdens het voeden
Een goede voedingshouding is erg belangrijk. Voeden kan goed op een stoel of bank waar de ouder ontspannen kan zitten. Belangrijk is om per voeding te wisselen van arm. Na een voeding op de linkerarm, volgt dus een voeding op de rechterarm. Hierdoor ontwikkelt de pasgeborene geen voorkeurshouding en wordt hij gestimuleerd om zijn hoofdje zowel naar links als naar rechts te draaien.
De ouder kan ook een andere voedingshouding aannemen. Dit kan doordat zij haar voeten op een voetenbankje of verhoging zet. De pasgeborene ligt dan recht voor haar op schoot met zijn beentje omhoog op haar buik. Zo ligt de pasgeborene ook in een ronde houding en kan de ouder op een goede manier contact met hem maken (zie Zorgprotocol Preventie voorkeurshouding).
1.3 Voeden op verzoek en hoeveelheden
Ook bij kunstvoeding worden de voedingstijden en de hoeveelheid kunstvoeding afgestemd op de behoefte van de pasgeborene. Ook ouders kunnen behoefte hebben aan strakke richtlijnen voor voeding. Ook bij kunstvoeding is het belangrijk dat de pasgeborene zijn eigen voedingsritme kan bepalen. Dat kan door hem voeding aan te bieden op het moment dat hij daarom vraagt.
In de kraamperiode wordt de hoeveelheid kunstvoeding die de pasgeborene krijgt per 24 uur geleidelijk opgebouwd. De meeste pasgeboren kinderen vragen iedere twee à drie uur om voeding. De hoeveelheid kunstvoeding die een pasgeborene nodig heeft per 24 uur is afhankelijk van het lichaamsgewicht. Hiervoor is de volgende algemene richtlijn: Totale vochtbehoefte van een pasgeborene per 24 uur is:
150 ml kunstvoeding x het aantal kilo’s lichaamsgewicht.
De berekening van de hoeveelheid op dag 8 maak je de 1e verzorgingsdag. De uitkomst hiervan bepaalt je opbouw van de hoeveelheid voeding per dag. Bijv. Het geboortegewicht is 3000 gram: 3×150 ml per 24 uur = 450 ml: Dit betekent dat op de 8e dag de minimale behoefte aan (kunst)voeding 450 ml is en verdeelt moet worden over 24 uur. Afhankelijk van de hoeveelheid voedingen zal dan de hoeveelheid per fles 55-75 ml zijn.
Als een kind op verzoek kunstvoeding krijgt, zal hij het ene moment meer drinken dan het andere. Ook bepaalt hij zelf wanneer het tijd is voor de volgende voeding. Voeding opdringen aan een pasgeborene heeft vaak geen zin. Door ouders te leren hoe ze de voedingsbehoefte van hun kind kunnen herkennen, kunnen zij hierop inspelen.
Als een pasgeborene zich niet uit zichzelf meldt voor een voeding kan het verstandig zijn de pasgeborene daarvoor wakker te maken, dit in verband met de bloedsuikerspiegel. Ook komt het voor dat pasgeborenen zich vaker melden dan volgens gewicht en leeftijd te verwachten is. Als ouders de pasgeborene in dit geval steeds voeden, kan hij te veel voeding krijgen. Van belang is om dan in overleg met de verloskundige, het consultatiebureau of een arts de oorzaak te achterhalen, zodat naar een oplossing gezocht kan worden. Voeden op verzoek mag niet leiden tot over- of ondervoeding. Om de pasgeborene voldoende rust te geven, dient er bij voorkeur een ruimte van twee tot drie uur tussen de voedingen te zitten.
Voor het op de juiste manier geven van voeding aan een pasgeborene gelden een aantal algemene richtlijnen:
Een pasgeborene valt na de geboorte gemiddeld ongeveer 7% van het geboortegewicht af. In de meeste gevallen heeft de pasgeborene na veertien dagen weer zijn geboortegewicht (Multidisciplinaire Richtlijn Borstvoeding, 2015).
1.4 Regeldagen
Pasgeborenen kunnen ‘regeldagen’ hebben. Dit zijn dagen waarop ze veel huilen en onrustig zijn. Ze zijn ‘zoekerig’ en willen alleen maar zuigen. Regeldagen kunnen bij kunstvoeding anders zijn dan bij borstvoeding. Oorzaak van regeldagen kan zijn dat de pasgeborene gegroeid is en dus meer energie nodig heeft of meer behoefte heeft aan lichaamscontact (huidhonger). Door vaker om kunstvoeding te vragen, geeft hij aan dat hij meer nodig heeft. Vaak vinden regeldagen plaats op de volgende momenten:
De moeder kan in overleg met het consultatiebureau of de arts de hoeveelheid voeding aanpassen, als zij merkt dat haar pasgeborene meer voeding nodig heeft. Door de pasgeborene per fles meer voeding te geven, komt hij meestal na een paar dagen weer in een ritme.
1.5 Soorten voeding
Ouders en verloskundige of arts overleggen altijd welke kunstvoeding de pasgeborene krijgt. Naast gewone kunstvoeding op basis van koemelk bestaat er speciale voeding voor pasgeborenen met problemen, zoals spugen, honger of darmkrampjes.
Over het algemeen kan pas na een week tot veertien dagen dezelfde voeding te hebben gebruikt, iets worden gezegd over de positieve werking daarvan. Als een ouder het gevoel heeft dat de voeding niet geschikt is voor haar kind en zij daarom van voeding wil veranderen, dient zij dit altijd te bespreken met het consultatiebureau of de huis- of kinderarts. Het verdient aanbeveling de eerste twee levensweken niet van voeding te veranderen, tenzij dit nodig is op medische indicatie.
1.6 Hygiëne
Pasgeborenen hebben nog onvoldoende weerstand tegen ziektekiemen opgebouwd en zijn daardoor erg kwetsbaar. Daarom zijn hygiëne en het zorgvuldig werken bij het klaarmaken van kunstvoeding van groot belang.
1.7 Speen
Het is belangrijk dat een pasgeborene zijn zuigbehoefte kan bevredigen. Daarom is het van belang dat de doorstroomsnelheid van de melk door de speen even snel is als bij het drinken uit de borst. Dat betekent dat een fles- en borstvoeding ongeveer even lang moeten duren. Gemiddeld is dat twintig tot dertig minuten.
Controleer spenen regelmatig op scheurtjes en grootte van het gaatje. Adviseer de ouders de spenen na zes weken gebruik te vervangen.
1.8 Ontlasting
De darmen van een pasgeborene moeten wennen aan kunstvoeding. De voeding is anders van samenstelling en bevat geen specifieke bacteriën die goed zijn voor de darmflora, zoals bij borstvoeding het geval is. Daardoor is het ontlastingspatroon van de pasgeborene ook anders dan bij borstvoeding. De pasgeborene heeft na de kraamweek minder vaak een poepluier, ongeveer één keer per dag. De ontlasting is vaster en kan van geel tot groen, maar ook bruin van kleur zijn. De kleur is onder meer afhankelijk van de soort kunstvoeding die de pasgeborene krijgt.
1.9 Kunstvoeding en vitamines
Op de geboortedag wordt door de verloskundige geadviseerd elke pasgeborene vitamine K toe te dienen. Als een pasgeborene volledig kunstvoeding krijgt en minimaal 500 milliliter drinkt, is het extra toevoegen van vitamine K niet meer nodig.
Drinkt een pasgeborene minder dan 500 milliliter kunstvoeding per 24 uur, dan heeft de pasgeborene ook extra vitamine K nodig.
Naast kunstvoeding heeft een pasgeborene vanaf de 8e geboortedag extra vitamine D nodig.
2. Mogelijke problemen bij het geven van kunstvoeding
Bij het geven van kunstvoeding kunnen problemen ontstaan. In het algemeen geldt dat het niet raadzaam is de voeding zomaar te wijzigen. Ook bij twijfel is het verstandig om contact op te nemen met de verloskundige of arts.
2.1 Tempo
Het tempo waarin een pasgeborene zijn fles leegdrinkt is belangrijk. Doet hij dit rustig, dan komt de voeding, zonder al te veel lucht, geleidelijk in de maag. De pasgeborene is dan moe en voldaan en slaapt tevreden tot de volgende voeding. Normaal heeft een pasgeborene zijn fles in twintig tot dertig minuten leeg.
Langzaam drinken
Doet een pasgeborene aanzienlijk langer dan dertig minuten over zijn voeding, dan drinkt hij langzaam. De kans is groot dat de pasgeborene de fles niet leegdrinkt.
Adviezen:
Snel drinken
Als een pasgeborene de fles aanzienlijk sneller leegdrinkt dan in twintig minuten, dan drinkt hij snel. De pasgeborene drinkt dan gulzig en kan zich verslikken. Door snel drinken kunnen problemen ontstaan. Door het snelle drinken komt veel lucht mee met de voeding. Hierdoor kan het kind last krijgen van krampjes en winderigheid. Ook zal de pasgeborene sneller spugen doordat de voeding snel in de maag komt. Een pasgeborene die snel drinkt kan na de voeding nog ontevreden zijn, hoewel hij voldoende voeding heeft gehad. Oorzaak is de zuigbehoefte die nog niet bevredigd is en/of een te volle maag.
Adviezen:
2.2 Darmkrampjes
Als een pasgeborene kunstvoeding krijgt, kan hij last hebben van darmkrampjes. Vooral na de voeding is hij dan onrustig, trekt veel met zijn beentjes, loopt rood aan en huilt ontroostbaar. Ook kan een pasgeborene even in slaap vallen, opeens wakker schrikken en dan huilen. Verder is de pasgeborene gezond en drinkt en groeit hij goed. Adviezen:
2.3 Spugen
Bij het drinken van kunstvoeding kan een pasgeborene last hebben van spugen. Meestal is dat kort na het voeden, bijvoorbeeld bij het laten van een boertje, maar soms ook langere tijd na de voeding.
Adviezen:
Als een pasgeborene last heeft van spugen is een goede voedingstechniek heel belangrijk. Een goede voedingshouding houdt in:
2.4 Verstopping (obstipatie)
Veel pasgeborenen hebben in de eerste maanden waarin zij kunstvoeding krijgen last van verteringsproblemen. De ontlasting komt niet vaak genoeg en is vaak te hard. In sommige gevallen blijft de ontlasting dagenlang weg. Verstopping gaat vaak gepaard met onrust, darmkrampjes en frequent huilen.
Adviezen:
Bij verstopping is het van belang de volgende punten in de gaten te houden:
2.5 Allergiepreventie
Allergische aandoeningen komen in het algemeen steeds vaker voor. Meestal ontstaan allergieën door erfelijke aanleg. Wanneer een van de ouders, een broertje en/of zusje een allergie heeft, zoals een voedselallergie, astma, hooikoorts of eczeem, is de kans groot dat de pasgeborene een koemelkallergie ontwikkelt. Vooral koemelk in kunstvoeding blijkt een risicofactor te zijn voor het ontwikkelen van koemelkallergie en eczeem.
Volgens de richtlijn Preventie Astma is het niet zeker of borstvoeding tegen astma beschermt, maar vanwege de vele gezondheidsvoordelen blijven ze het geven van borstvoeding aanraden. Het geven van hypoallergene voeding heeft geen aantoonbaar effect op het verminderen van een risico op astma. Als ouders deze voeding toch willen geven is er geen medische grond om het af te raden.
Naast het geven van de juiste voeding, is het belangrijk andere preventieve maatregelen te nemen. Denk bijvoorbeeld aan het creëren van een rook- en stofvrije omgeving.
Koemelkallergie en voedselovergevoeligheid
Het verteringssysteem van een pasgeborene is nog niet volledig ontwikkeld. Daardoor kunnen onvolledig afgebroken eiwitbrokstukken uit de melk de darmwand passeren. Als een pasgeborene kunstvoeding krijgt, is koemelkeiwit het eerste lichaamsvreemde eiwit waarmee hij in aanraking komt. Hier kan het kind heftiger op reageren dan normaal, bijvoorbeeld doordat krampjes heftiger zijn dan in de eerste levensweek. De symptomen van koemelkallergie kunnen zijn:
Adviezen:
Heeft een pasgeborene last van symptomen die horen bij koemelkallergie of voedselovergevoeligheid, dan is observatie en overleg met de verloskundige van belang.
Genoemde symptomen kunnen ook een andere oorzaak hebben. Dan zal de verloskundige overleggen met een arts.
3. Werkinstructie voor het bereiden van kunstvoeding voor één keer
Voorbereiding
Uitzondering om wel kraanwater te koken
Als er een NL-alert is uitgegaan van een drinkwaterbedrijf die aangeeft dat het water besmet en vervuild is geraakt. Zij adviseren dan eerst het water te koken om daarna pas te gebruiken om te drinken. Voor schoonmaken flessen adviseren we dan ook eerst het water te koken en te laten afkoelen voor er flessen meer schoon te maken. In andere landen wordt het water soms anders gereinigd en kan dit water soms wel gekookt moeten worden voor gebruik. Kijk op http://waterinhetbuitenland.nl/ om te lezen of het water zuiver genoeg en drinkbaar is. Anders voor de zekerheid altijd eerst water koken voor het klaarmaken van de voeding en het schoonmaken van de materialen.
Benodigdheden
Uitvoering
Afwerking
Aandachtspunten:
Flesjes van tevoren klaarmaken:
Verwarmen in de magnetron:
4. Kunstvoeding geven
Benodigdheden
Uitvoering
Afwerking